Reactie Nathan Ducastel, directeur bij VNG
In het artikel wordt gesteld dat de VNG een slecht onderhandelingsresultaat heeft bereikt. Uiteraard staat het de auteur vrij dit oordeel te hebben. Voor het VNG bestuur waren en zijn er echter twee belangrijke redenen om het akkoord over het IBP te sluiten en met een positief advies aan de leden voor te leggen: er komt een aanzienlijke verruiming van het gemeentefonds en voor belangrijke maatschappelijke opgaven wordt het kabinet partner van gemeenten. Het kabinet heeft nog onvoldoende gedaan om de tekorten in het sociaal domein op te lossen. De VNG is er echter wel in geslaagd deze problematiek fors op de agenda te zetten. Ik licht de drie punten hieronder kort toe.
Het gemeentefonds blijft de komende jaren meegroeien met de rijksuitgaven. Bovendien is de koppeling verbreed, waardoor het gemeentefonds mee beweegt met de totale rijksuitgaven, inclusief de zorg en sociale zekerheid. Ook omdat gemeenten er veel zorgtaken bij hebben gekregen sinds 2015 is het logisch dat het gemeentefonds meebeweegt met de zorguitgaven van het Rijk. In het IBP is deze verbreding van de normeringssystematiek nu geregeld. Het gevolg is dat het gemeentefonds de komende jaren harder zal gaan groeien dan voorheen (hogere accressen). Waar eerst een groei was voorzien van € 2,55 miljard in de komende 5 jaar, komt daar nu € 2,88 miljard euro bovenop. Een verruiming van het kader dus naar in totaal € 5,43 miljard in de komende jaren.
Anders dan het artikel suggereert was dit geen vanzelfsprekendheid. Voor het VNG bestuur is het verbreden van de ‘trap-op-trap-af’-systematiek steeds een belangrijk punt geweest in de lobby rond de kabinetsformatie.
Dat was ook nodig, omdat de besprekingen met het vorige kabinet nog niet tot dit resultaat hadden geleid en de ‘trap-op-trap-af’-systematiek in een aantal verkiezingsprogramma’s was uitgezet. In het akkoord met het kabinet is deze systematiek overeind gebleven en is bovendien de ‘brede koppeling’ gerealiseerd. Dat daarmee de financiële bomen niet tot in de hemel groeien, is uitvoerig uiteengezet en beargumenteerd in onze ledenbrieven van 16 mei https://vng.nl/onderwerpenindex/bestuur/brieven/interbestuurlijke-samenwerking-en-financieleruimte-in-de-nieuwe-raadsperiode
en 8 juni jl. https://vng.nl/onderwerpenindex/gemeentefinancien/gemeentefonds-en-btwcompensatiefonds/brieven/hoofdpunten-meicirculaire-2018 Het artikel voegt daaraan niets nieuws toe.
Of de extra financiële ruimte voldoende is om de maatschappelijke opgaven waarvoor gemeenten staan voldoende aan te pakken is de vraag. In het IBP is afgesproken dat de overheden maatschappelijke opgaven op een programmatische wijze aanpakken. Daarbij is gelijkwaardigheid het uitgangspunt. De gemeente bepaalt haar eigen ambities en bepaalt uiteraard zelf waaraan het geld uit de begroting – afkomstig uit het gemeentefonds of niet – wordt besteed. Daarom is het proces van het IBP opgebouwd vanuit de ambities van de gemeenten en kunnen geen landelijke beslissingen worden genomen zolang niet alle colleges van burgemeester en wethouders zijn gevormd. De gelijkwaardigheid betekent dat gemeenten knelpunten bij het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken ook kunnen adresseren bij andere overheden. Het gaat immers om gezamenlijke opgaven en dus ook om gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Een belangrijke factor bij het bepalen van de financiële ruimte is de vraag of de knelpunten in het sociaal domein kunnen worden opgelost. Veel gemeenten ervaren forse tekorten en de vooruitzichten zijn niet gunstig. Wij hebben niet onder stoelen of banken gestoken dat het kabinet gemeenten nog onvoldoende tegemoet is gekomen. Voor vier onderdelen daarvan hebben wij met het kabinet afgesproken om het gesprek voort te zetten: een fonds voor tekortgemeenten (ter besluitvorming in de ALV van 27 juni a.s.), de tekorten bij BUIG (bijstand), de tekorten bij jeugd en twee open einde regelingen. Tijdens de ledenvergadering zult u op de hoogte worden gesteld van de laatste stand van zaken. Ik hoop u voldoende te hebben geïnformeerd.